In het Nederlands mag je woorden vaak gewoon aan elkaar plakken, om zo een nieuw woord te maken. Van een voetbal en een shirt maak je een voetbalshirt, van een bakker en patat maak je een patatbakker, en van olifant en soepkom maak je een olifantensoepkom. Het zijn combinatiewoorden, of vrolijker: plakwoorden. (Combinatiewoorden is zelf ook een plakwoord. En andersom.) Er is een taalspel mee te spelen.

In dit spel maak je woordcombinaties die eigenlijk niet bestaan (zoals vissen-circus), maar waar je je wel iets bij kunt voorstellen.
Je kunt op allerlei manieren tot plakwoorden komen:
– laat alle deelnemers woorden opnoemen, en ze vervolgens kiezen welke twee woorden ze willen gebruiken om tot een ongebruikelijke combinatie te komen;
– maak van te voren woordkaartjes en deel er een aantal per deelnemer uit;
– verzin ze ter plekke.
Je kunt van alles doen met de plakwoorden, zoals:
– verklaren;
– tekenen;
– een verhaal over maken.

Je kan het spel in allerlei vormen spelen, met grote en kleine groepen, alleen, met volwassenen en met kinderen. En altijd is het leuk en leerzaam. Het spel stimuleert taal en beeldfantasie, en kan gebruikt worden bij schrijfstijloefeningen.